In het kader van het Hedwige-Prosperproject worden er grote graafwerken uitgevoerd: oude dijken verdwijnen, er worden nieuwe dijken en broedeilanden aangelegd en getijdengeulen uitgegraven. In een gebied met een rijke geschiedenis van verdronken dorpen en gezonken schepen betekent dat een unieke gelegenheid voor archeologen. Hoe gaat zo’n archeologisch onderzoek in zijn werk? En welke vondsten mogen we verwachten?

In de aanloop naar het echte werk vond een verkennend onderzoek plaats door de archeologen van het Nederlandse archeologiebedrijf Artefact. Zij doken in historische documenten en oude kaarten op zoek naar mogelijke waardevolle vondsten in het gebied. Ze gingen ook het terrein op, voor onder meer een geofysisch onderzoek: met een zogenaamde grondradar reden ze over het terrein. Aan de hand van magnetische inductie detecteert dat toestel afwijkingen in de ondergrond die misschien op interessante archeologische resten wijzen.

Hoge verwachtingen

Op basis van het voorafgaande onderzoek besloten de archeologen dat een vervolgonderzoek in de Hedwigepolder de moeite waard zou zijn. Daarom zal tijdens de graafwerken een team van archeologen meekijken. “Er zijn best wel hoge verwachtingen”, zegt Nathalie de Visser, archeoloog bij de Provincie Zeeland: “De Hedwigepolder is een vrij jonge polder en daardoor ligt het historisch materiaal er goed afgedekt met slib en dus waarschijnlijk goed bewaard. Je zou er resten kunnen vinden uit alle periodes: prehistorie, vroege middeleeuwen, late middeleeuwen... Eigenlijk alles behalve de Romeinse tijd.”

 

De graafwerken aan het geulensysteem in de Hedwigepolder

Op zoek naar scheepswrakken en verdronken dorpen

Een opmerkelijke vondst waar de archeologen naar uitkijken, is een 19de-eeuws scheepswrak. Uit wrakkenregisters leiden ze af dat men het daar opzettelijk liet zinken als fundament voor de huidige Scheldedijk. Zoiets werd wel vaker gedaan om dijken steviger te maken.

De archeologen hopen ook sporen te vinden van de verdronken dorpen Casuwele, Blauhuijs en Stappaert. Die gingen verloren toen de dijken in 1584, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, doorgestoken werden om het Spaanse leger te dwarsbomen.

“Als we iets vinden, zal het waarschijnlijk goed bewaard zijn door de klei van de polders”, vertelt Nathalie de Visser. “Maar we vermoeden dat de dorpjes langzaam verdronken zijn. Dat zou betekenen dat de inwoners de tijd hadden om bakstenen en andere bouwmaterialen mee te nemen om hun huizen elders opnieuw op te bouwen. We weten wel dat Casuwele een kerk had. Dus misschien vinden we daarvan de contouren terug in dikke muren of de graven errond. In het Verdronken Land van Saeftinghe hebben we bijvoorbeeld een aantal kisten uit de middeleeuwen teruggevonden.”

Wie alvast nieuwsgierig is, kan hier de eerste resultaten van het onderzoek inkijken.

Kijkdagen

De werf van het Hedwige-Prosperproject zal tijdens de werken niet toegankelijk zijn voor onbevoegden. “Het is een heel complexe opdracht, met hoge veiligheidseisen”, legt Nathalie de Visser uit. “Daarom kan je niet zomaar het terrein op, zelfs ik niet. Er is wel een onafhankelijk deskundige, een echte dijkenspecialist, bij de opgravingen betrokken. Als we de dijken doorsnijden, zal die de profielen goed in kaart kunnen brengen. We gaan ook kijkdagen organiseren waarop geïnteresseerden een rondleiding krijgen van de archeologen.”

 

Coverfoto: Kaart van Zeeland en omstreken door C. Sgrooten uit 1573
Copyright foto graafwerken: Artefact!